De schatvondst Collendoorn 1894 — Teylers Museum

De schatvondst Collendoorn 1894

Door conservator Jan Pelsdonk

In de museumcollectie bevinden zich twee munten uit de collectie van Theodorus Marinus Roest (1832-1898), die hij volgens zijn notities in 1894 in Ambt Hardenberg heeft verworven. Het blijkt dat deze munten afkomstig zijn uit een in dat jaar in Collendoorn gedane schatvondst van gouden munten.

In de literatuur wordt deze schatvondst slechts uiterst summier beschreven. De munten zijn bestudeerd door Henri Jean de Dompierre de Chaufepié die in die dagen directeur was van het Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Steenen in ’s-Gravenhage. Als hij voor het Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde in 1896 verslag doet van de hem bekende schatvondsten uit het jaar 1894, vermeldt hij: ‘A Collendoorn (commune de Ambt Hardenberg) des angelots d’Angleterre, des doubles ducats de Batenbourg, d’Espagne, et un réal d’or, frappé en Gueldre ont été trouvés’.

Ruim zeventig jaar later wordt de vondst – zo mogelijk nog summierder – beschreven Door Van Gelder en Boersma. Zij melden dat het om vijf gouden munten uit de periode 1470-1560 gaat. In 1976 volgt een artikel door Peter Ilisch in ’t Inschrien waarin hij de vondsten uit het oosten van Overijssel in een bredere context plaatst. Daarbij geeft hij aan dat de schat na 1560 en waarschijnlijk in de Tachtigjarige Oorlog werd begraven.

Het is niet uitgesloten dat de schatvondst oorspronkelijk nog wat groter was. In ieder geval zaten er de volgende munten in:

* Gelre, Philips II (1555-1581), Nijmegen, halve reaal (1560-1562), vGH 207-6
* Batenburg, Willem V van Bronckhorst (1556-1573), dubbele dukaat (1556-1573) vdCh 9.1
* Engeland, rozenobel (ryal)
* Engeland, angelot
* Spanje, Ferdinand & Isabella (1475-1504) dubbele dukaat (double excelente).

De onderste drie munten waren voor Roest minder van belang omdat deze niet in zijn verzameling pasten. Wel lukte het hem om de bovenste twee munten te verwerven. Voor de halve reaal betaalde hij f 5 maar het was hem vooral te doen om de zeldzame dubbele dukaat uit Batenburg, waarvoor hij maar liefst f 50 neertelde. Dat die munt iets gegolfd is maakt daarbij weinig uit; in het verleden werden gouden munten vaker gebogen om te voelen of ze een hoog goudgehalte hebben. Puur goud is namelijk veel buigzamer dan goud waaraan veel zilver is toegevoegd. Indertijd stond deze Batenburgse munt al als twijfelachtig te boek. 

Gelre, Philips II, halve reaal. 1560-1562, goud, 25 mm (TMNK 06655

Batenburg, Willem V, dubbele dukaat. 1556-1573, goud, 28 mm (TMNK 07387)

De datering van de schatvondst levert wat problemen op. Eenmaal geslagen zijn gouden munten in die tijd namelijk geregeld langer dan honderd jaar gebruikt. Bovendien zijn twee munten uit de vondst niet nader beschreven terwijl die munttypen vele decennia zijn geslagen. De angelot uit Engeland in de periode 1465-1643 en de rozenobel in de periode 1465-1625. Kijkend naar de dateringen van de vijf munten, dan kunnen de oudste munten weliswaar al in 1465 zijn geproduceerd, maar de jongste dateert uit 1560. De schat kan dus niet vóór 1560 zijn verborgen, zoals in de eerdere artikelen al was vermeld. Veel lastiger is zoals vaak het bepalen van het laatst mogelijke jaar van verberging. De vondstomstandigheden zijn mij niet bekend, dus daar is geen preciezere datering uit te destilleren. De vreemdste eend uit de bijt is de dukaat van Batenburg. Deze werd volgens een Muntordonnantie in 1578 uit de circulatie geweerd vanwege het twijfelachtige goudgehalte. Daardoor is het minder waarschijnlijk dat de schatvondst na 1578 zal zijn samengesteld. Wanneer de munten in de periode 1560-circa 1578 exact zijn verborgen blijft een onbeantwoorde vraag. Het is aangetoond dat in tijden van oorlog en onrust meer schatten in de grond achterbleven dan in rustige tijden. De Tachtigjarige Oorlog laat een grote piek aan Nederlandse muntvondsten zien. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de schat Collendoorn 1894 daarmee in verband gebracht dient te worden. Dat het ook in de regio rond Collendoorn onrustig was blijkt wel uit de veldslag tussen de Spaansgezinden en de opstandelingen, die in 1580 plaats vond op de Hardenbergerheide.

Hiermee heeft Teylers Museum niet alleen twee mooie munten in de collectie, maar ook een stukje Overijsselse historie uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog; de munten hebben een geschiedenis die na zo’n 125 jaar te zijn vergeten weer is opgerakeld.

Frans Hogenberg, Slag bij Hardenberg. 1580-1582, ets, circa 210 x 280 mm (Rijksmuseum Amsterdam, inv. RP-P-OB-78.784)

Deze blog is op 2 december 2022 geschreven door conservator Numismatiek Jan Pelsdonk.

Literatuur
Dompierre de Chaufepié, H.J. de (1896) Les trouvailles de monnaies de l’année 1894, in: Tijdschrift voor Munt- en Penningkunde 4, p.p. 62-69, 96-123 & 180-193, specifiek p. 191.
Gelder, H. Enno van & Joh.S. Boersma (1967) Munten in muntvondsten (Bussum) p. 106 nummer 139.
Ilisch, Peter (1976) Muntvondsten in Oost-Overijssel, in: ’t Inschrien 8-1, p.p. 1-3 specifiek p. 2.
Pelsdonk, Jan (2014/2017) Quo Vadis, NUMIS? Van Gelder-lezing 13 (z.p. Haarlem) specifiek 54-56.