Verdiensten vereerd — Teylers Museum

Verdiensten vereerd

Blog door conservator Jan Pelsdonk

Bijwerken van een van de onlangs gekopieerde stempels (foto: Venrooy Goud- en Zilverindustrie B.V., ’s-Hertogenbosch)

Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778) was een kind van zijn tijd. Om zich heen werden tal van genootschappen opgericht om het grauw te verheffen uit de duisternis van onwetendheid (in modern Nederlands: het bevorderen van onderzoek en deugd bij de mensen).

De achttiende eeuw was de Eeuw van de Rede; de Verlichting. Bijgeloof werd bestreden en feiten werden onderzocht en vastgesteld. Als grondleggers van het Verlichtingsdenken kunnen René Descartes en Baruch Spinoza gezien worden. De eerste is bekend van de uitspraak Cogito ergo sum: ik denk dus ik besta. Van de tweede komt Sub specie aeternitatis: in het licht der eeuwigheid.

Notaris Nicolaas Gallé, testament van Pieter Teyler van der Hulst. 17 mei 1756 (fragment)

Teylers wens

Pieter Teyler ondersteunde de ontwikkeling van kunstenaars en hij verzamelde hun werk. Hij was een van de grondleggers van de Haarlemsche Teeken-academie. Bovendien was Teyler doopsgezind; een kerkelijke stroming waarin in Teylers tijd veel leden open stonden voor op verandering gerichte ideeën. 

Zelf was Pieter Teyler niet hoogbegaafd. Van hem zijn geen teksten of kunstwerken bewaard gebleven. Wél was hij rijk en het was zijn wens om die rijkdom na zijn dood in te zetten voor het bevorderen van de idealen van de Verlichting. Zo bepaalde hij in zijn testament dat vijf directeuren zijn erfenis moesten beheren en dat er twee genootschappen zouden worden opgericht. Die genootschappen dienden prijsvragen uit te schrijven op het gebied van godsdienst (Teylers Eerste- of Godgeleerd Genootschap) en natuur-, dicht-, historie-, teken- en penningkunde (Teylers Tweede Genootschap).

Bij de ontwikkeling van zijn ideeën had Pieter Teyler goed gekeken naar het functioneren van soortgelijke genootschappen. Die stelden geregeld prijspenningen beschikbaar en ook dat wilde Pieter Teyler graag. Hij wilde de inzenders die de beste verhandelinge over zodanige stoffe laat toekomen, vereeren [met] eene Goude medaille, booven de kosten van den stempel, en anderen daar op vallende, ter intrinsique waarde van vierhonderd Guldens Courant geld.

Joan Holtzhey, Aanstellen van Gustaaf baron van Imhoff tot gouverneur-generaal van Nederlands Indië. 1742, zilver, 77 mm (TMNK 01850).

Uitvoering

Op 8 april 1778 trad het testament in werking en ook tegenwoordig bestaat Teylers Stichting nog steeds uit vijf directeuren met twee genootschappen. Gerrit van Oosten de Bruijn (1727-1797), lid van Teylers Tweede Genootschap, hield zich met het onderdeel penningkunde bezig. Zijn idee voor de prijspenningen werd in de zomer van 1778 door kunstschilder en tekenaar Jordanus Hoorn (1753-1833) op papier uitgewerkt, waarna kunstschilder Tako Jelgersma (1702-1795) nog wat kleine aanpassingen maakte.

Vervolgens kreeg de vermaarde Amsterdamse medailleur Joan Holtzhey (1726-1808) de opdracht om de penningstempels te maken. Op 4 december 1778 was hij op bezoek in Pieter Teylers Woonhuis. Hij toonde een plak goud van het gewenste gewicht en een penning die hij maakte over baron Imhoff als voorbeeld voor de diameter. Uiteindelijk werden de eerste penningen voor Teylers Godgeleerd Genootschap op 17 juni 1780 afgeleverd. Op 11 augustus 1781 volgden de penningen van Teylers Tweede Genootschap. Sindsdien worden deze tot op heden grootste en waardevolste Nederlandse prijspenningen uitgereikt.

Joan Holtzhey, Prijspenning van Teylers Godgeleerd Genootschap. 1961, verguld zilver, 73 mm (TMNK 02220). Uitgereikt aan Govert Willem Hylkema (1911-1971), winnaar van de prijsvraag uit 1958. Zijn onderzoek is getiteld: Homo Duplex. Het geweten als kern der ethiek.

Tentoonstelling

In de Penningvitrine is sinds 2 november een expositie te zien over Teylers prijspenningen. Naast een keur van penningen die Pieter Teyler tot voorbeeld dienden en de penningen van Teylers twee genootschappen, worden er originele en nieuwe stempels getoond. Verder wordt toegelicht wat er bij komt kijken om zo’n grote penning met hoog reliëf te produceren. Recent zijn de stempels voor beide penningen gekopieerd om de cultuurhistorisch waardevolle oude stempels te sparen en – in geval van stempelbreuk – nieuwe stempels te kunnen maken. Het maakproces wordt met voorbeelden en afbeeldingen getoond; de openingsfoto bij deze blog licht een tipje van de sluier op. Hiermee is een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de inmiddels lange geschiedenis van deze penningen.

Jan Pelsdonk is sinds 2008 conservator van het numismatisch kabinet. Dit blog werd geschreven op 3 november 2021.