De hartstocht van Pieter Teyler — Teylers Museum

De hartstocht van Pieter Teyler

Blog door conservator Jan Pelsdonk

In de museumcollectie bevinden zich zo’n 2000 penningen en munten uit het privébezit van Pieter Teyler van der Hulst. Hoe hij ze verwierf is niet bekend. Althans: bijna niet bekend, want enige jaren geleden werd een veilingcatalogus uit 1755 gevonden waarin iemand indertijd namen van kopers had geschreven. Het bleek een ontzettend leuke toevalstreffer, want bij 26 voorwerpen is Pieter Teyler als koper vermeld. Deze voorwerpen bevinden zich stuk voor stuk nog steeds in de collectie. 

Bij de namen staan ook de verkoopprijzen genoteerd. Op de veiling – die werd gehouden in de Kalverstraat in Amsterdam – gingen de meeste voorwerpen voor enkele losse guldens van de hand; iets meer dan de zilverwaarde. Dat was in die tijd vrij normaal. In totaal kocht Pieter Teyler voor 229 gulden en 19 stuiver aan penningen, inclusief het opgeld van één stuiver per gulden. Opvallend is Teylers aankoop van de hierbij afgebeelde penning. Om dit blijkbaar felbegeerde stuk heeft Pieter Teyler een gevecht moeten leveren met een onbekende tegenbieder. Uiteindelijk werd de penning afgehamerd voor het vorstelijke bedrag van 63 gulden: het duurste stuk van de veiling. Teyler wilde het blijkbaar koste wat kost in handen krijgen. Hoeveel die f 63 in 1755 naar huidige maatstaven waard zou zijn is lastig te berekenen. Een geschoold bouwvakker in West-Nederland verdiende rond 1750 ongeveer een gulden per dag. Teyler telde er dus zo’n twee maandsalarissen voor neer.

Johan von Rickingen, Moord op Johan en Cornelis de Witt. 1672, zilver, 59 mm (TMNK 00799)

De zilveren penning heeft een formaat van 59 mm en een gewicht van 50 gram. Het onderwerp is de brute moord op Johan en Cornelis de Witt in ’s-Gravenhage; een ware slachting. De voorzijde toont de lichamen van de eens zo machtige broers ondersteboven aan een paal. Eronder rijdt de Egyptische farao Senusret III (1878-1839 BC) in een open koets, voortgetrokken door vier overwonnen koningen. Volgens de overlevering liet de farao ze vrij toen hij de inzag hoe onberekenbaar het geluk kon zijn. De tekst op de keerzijde is toepasselijk:

Wie op ’t Gheluck te veele steunt

Heeft op ’t krancken riet geleunt

tis wanckel, rondt, en slibber gladt

Het draeijt en keert gelijck een radt

Dus niemant stel sijn hoop te seer

Op ’s weerelts staet, op macht en Eer

I . V . R .

Het stuk is gemaakt door Johan von Rickingen, een medailleur en muntmeester uit in Emden. Emden werd in de tijd dat de penning werd gemaakt militair gesteund door de Republiek der Verenigde Nederlanden. Er woonden veel protestanten die tijdens de Tachtigjarige Oorlog waren gevlucht voor het oorlogsgeweld in de Republiek. Zoals deze penning toont werden de gebeurtenissen in de Republiek in Emden met argusogen gevolgd. En al zeker die tijdens het Rampjaar 1672, want de gevolgen voor de stad konden groot zijn.

Pieter Teyler had een mooie collectie penningen en munten, maar staat niet bekend als hartstochtelijk verzamelaar. Toch wilde hij juist déze penning erg graag hebben. Naar zijn beweegredenen blijft het gissen. Kende hij Thade Mul, die uit een Enkhuizer regentenfamilie stamde en er zelf schepen was? Hoe het ook zij, na thuiskomst heeft hij deze nieuwe aanwinst vast vol trots aan zijn vrouw Helena laten zien. Het aankoopbedrag zal hij daarbij wel verzwegen hebben. Het onderwerp maakte deze penning bij uitstek geschikt om bij een goed glas wijn aan vrienden of belangrijke bezoekers te tonen. Bovendien zou hij dit stuk weleens als spiegel voor zichzelf gebruikt kunnen hebben. Als herinnering aan het geluk dat hij heeft mogen genieten en aan de wispelturigheid van het lot. Teylers huwelijk leverde geen kinderen op die de volwassen leeftijd bereikten. In 1756, het jaar na de veiling, kwam zijn vrouw te overlijden. Teyler zou nooit hertrouwen. 

We zijn nu ruim een kwart millennium verder. In al die tijd is deze penning amper tien meter verplaatst; van Teylers woonhuis naar het Numismatisch Kabinet. Het stuk ligt tentoongesteld in de vaste opstelling van het museum. Een bezoek waard!

Fragment van de veilingcatalogus: kavel 173 met in de marge f 63 Tyler

Jan Pelsdonk is sinds 2008 conservator van het numismatisch kabinet. Geschreven op: 14 april 2020