Keti Koti: waar zijn de penningen?
Wie in de collectie met numismatische voorwerpen in Teylers Museum kijkt naar wat er in het jaar 1863 is geproduceerd, ziet een veelheid aan penningen en draagtekens voorbij komen die te maken hebben met de vijftigjarige onafhankelijkheid van Nederland. In totaal gaat het om 23 stuks. Er werden tal van feesten georganiseerd, zoals de ‘Kozakjesdag’ die herinnerde aan de intocht van kozakkentroepen in Utrecht. Andere penningen zijn gemaakt voor onder andere de feestelijkheden in Amsterdam, Brielle, en ’s-Gravenhage.
David van der Kellen junior, Kozakjesdag in Utrecht. 1813, brons, 35 mm (TMNK 15018)
Mozes de Vries junior, Nederland 50 jaar onafhankelijk. 1863, tin, 37 mm (TMNK 03187)
De tinnen penning die bij deze blog wordt afgebeeld, herinnert aan 50 jaar onafhankelijkheid en is gemaakt bij Wapenmagazijn en Graveerinrichting P. Mansvelt en Zoon, aan de Denneweg te ’s-Gravenhage. Centraal onder het jaartal 1813 staat de Nederlandse Maagd, met het wapenschild van Nederland voor zich en links een leeuw met een pijlenbundel (de verenigde Nederlandse provincies) en in zijn bek een lint met de tekst ‘ORANJE – EN – NEDERLAND’. Verder is het veld gevuld met tekens van handel en welvaart. Interessant is de opgeheven arm van de vrouw, die een gebroken keten vasthoudt.
Een gebroken keten in 1863, dat doet denken aan Keti Koti – Surinaams creools voor ‘ketenen gebroken’ en herinnerend aan de afschaffing van de slavernij in datzelfde jaar. De penning gaat echter over het verdrijven van de Franse overheersers. Bestaan er penningen over de afschaffing van de slavernij? Dat deze aan de museumcollectie ontbreken doet een negatief antwoord vermoeden. Dat toont weer eens wat zo vaak in de geschiedenis voorvalt: penningen worden gemaakt om belangrijke gebeurtenissen vast te leggen die voor de koper of ontvanger van die penningen positief zijn. De verzamelaar wil zich in de penning kunnen spiegelen: ‘kijk eens hoe goed wij zijn’. Een overwinning wordt breed uitgemeten, maar een verlies – zoals de inname van Haarlem na het Spaanse beleg in 1573 – wordt niet op een penning herdacht.
Bij de afschaffing van de slavernij in Suriname en op de Caraïbische eilanden in 1863 (drie jaar daarvoor gebeurde dit in Nederlands-Indië) waren de ‘grote verliezers’ de slavenhouders, die voortaan voor werkers moesten gaan betalen. Daardoor is het logisch dat er vanuit die hoek minder of geen penningen zijn uitgegeven. (Uitzonderingen bevestigen de regel; zo bestaat er een penning uit Birmingham over de afschaffing van de Engelse slavenhandel in 1807.) En de bevrijde mensen vierden de vrijheid op hun eigen manier. Zij hadden wel iets anders aan hun hoofd dan penningen te laten maken. Bovendien ontvingen zij vaak een hongerloontje en verbeterden de levensomstandigheden amper. Daarbij komt dat de penningkunst vooral een traditie is die wordt beoefend door Europeanen. In andere culturen worden veel minder – of geen – penningen geproduceerd. Dat is goed zichtbaar in de Nederlandse museale collecties alsook bij de International Art Medal Federation FIDEM. Eens in de twee jaar organiseert die penningvereniging een overzichtstentoonstelling met actuele penningkunst. Het gaat daarbij steeds om vele honderden exemplaren en landen van over de hele wereld kunnen aan de tentoonstelling deelnemen. De database op die website – de grootste in zijn soort ter wereld - geeft inzicht in welke landen hiermee bezig zijn.
G.F. Pidgeon en John Phillip, Afschaffing van de Engelse slavenhandel. 1807, koper, 36 mm (TMNK 08506). Detailfoto: naakte mensen dansen om vrijheidsboom