Noodmunten voor Roodenburg — Teylers Museum

Noodmunten voor Roodenburg

Blog door conservator Jan Pelsdonk

Sinds vele jaren wordt in Teylers Museum de collectie Roodenburg bewaard. De basis daarvan is gelegd door Willem (Wim) Roodenburg (1917-2006). De focus van de verzameling ligt op munten van het graafschap en de provincie Holland, noodmunten en de geschiedenis van de muntslag. De munten zijn ondergebracht bij de Roodenburg Van Looy Stichting, die ze aan Teylers Museum in beheer heeft gegeven.

Op 23 september jongstleden overleed Wims levensgezel Anna Elisabeth (Anneke) Roodenburg-van Looy (1928-2022). Zij is familie van de bekende kunstschilder Jacobus van Looy (1855-1930), van wie onder andere in de Tweede Schilderijenzaal het beroemde schilderij De Tuin is te bewonderen. Anneke Roodenburg verzamelde zelf geen munten, maar was altijd verguld als er weer een nieuwe uitbreiding op de collectie Roodenburg kwam. Zij liet mij er dan graag over vertellen. Dat herinnerde haar – zoals zij eens vertelde – steevast aan de tijd dat haar man Wim met aanwinsten thuiskwam en daarbij steeds vol trots over de geschiedenis achter de voorwerpen vertelde.

Zo af en toe wordt de collectie Roodenburg uitgebreid. Recent werden twee noodmunten verworven. Ze zijn in deze blog afgebeeld en beschreven. Het is jammer dat Anneke het niet meer mee kan maken, maar tegelijkertijd prachtig dat de stichting zijn naam eer aan doet en doorgaat met verzamelen.

Doornik, noodmunt van een dubbele stuiver. 1709, koper (TMNK 17621)

Noodmunten
In vroeger tijd werden rond steden verdedigingswerken aangelegd om vijandelijke aanvallen te kunnen weerstaan. Niet iedere vijand liet zich daardoor ontmoedigen; belegeringen waren het gevolg. Bij veel steden herinneren muurresten nog aan dit grimmige verleden. Tijdens een belegering ontstond in de stad vaak een tekort aan muntgeld omdat het economisch verkeer zo goed als stil kwam te liggen. Om de verdedigers te kunnen blijven betalen koos het stadsbestuur daarom vaak voor de productie van tijdelijk geld; noodmunten. Met name gedurende de Tachtigjarige Oorlog zijn veel noodmunten geslagen. Dat ze ook in later tijd voorkomen blijkt duidelijk uit de twee aanwinsten. De eerste komt uit Doornik (1709) en de tweede uit Antwerpen (1814).

Doornik
In 1701 was na het kinderloos overlijden van Karel II van Spanje een strijd uitgebroken over de erfopvolging: de Spaanse Successieoorlog (1701-1713). Een deel van de Zuidelijke Nederlanden werd door Frankrijk bezet. In de daaropvolgende periode van strijd werd in 1709 Doornik belegerd door prins Eugen van Savoye en John Churchill, hertog van Marlborough.

Ook in Doornik ontstonden geldtekorten. De Franse garnizoenscommandant, de markies van Surville, gaf daarom opdracht tot het maken van noodmunten in zilver en koper. De koperen exemplaren zijn geslagen over al bestaande munten. In dit geval is een duit uit Luik gebruikt, uit de tijd van Ferdinand van Beieren (1577-1650), die van 1612 tot zijn dood prins-bisschop van Luik was. Het resultaat oogt wat rommelig, want aan de rand zijn de omschriften van de overgeslagen munt nog deels zichtbaar. De nieuwe stempel toont een toren met daarboven de waarde ‘2’ (stuiver) en als omschrift 1709 TORNACO OBSESSO (het belegerde Doornik). Met deze productie kon de geldvoorraad vrij eenvoudig worden vermeerderd, want de duit – met een waarde van 1/8 stuiver – werd in één klap 16x zo veel waard.

Antwerpen, noodmunt van vijf cents. 1814, koper (TMNK 17622)

Antwerpen
Ruim honderd jaar later waren het wederom Fransen die in het nauw werden gebracht. Aan het einde van de regering van keizer Napoleon in 1814, verschanste het Franse garnizoen zich in Antwerpen. Zij weigerden zich over te geven. Ook nadat Napoleon op Elba zat en Lodewijk XVIII was aangetreden, bleven zij verzet bieden, tot de stad uiteindelijk op 2 mei alsnog moest worden overgeven.

In Antwerpen gaf graaf Lazare Carnot, de garnizoenscommandant, op 10 maart opdracht tot de aanmaak van noodmunten. Het metaal was afkomstig van omgesmolten oude kanonnen en scheepsbekleding. De noodmunten werden op twee plaatsen geslagen, bij metaalgieter en balansmaker Wolschot en in het arsenaal onder bevel van kolonel Pierre Lair. Het exemplaar dat voor de collectie Roodenburg is verworven is gemaakt bij Wolschot (herkenbaar aan de streepjes in plaats van parels aan de buitenrand) en de stempels zijn gesneden door Pieter Wautier van de Goor, zoals de kleine V onder de N op de voorzijde verraadt. Van de Goor zou later stempelsnijder worden bij ’s Rijks Munt in Utrecht, waar hij onder andere muntstempels sneed voor Nederlands-Indië.

Met deze aanwinsten is de collectie noodmunten van de Roodenburg Van Looy Stichting gegroeid tot 101 stuks. De ‘nieuwe’ munten zijn inmiddels te bewonderen in het Numismatisch Kabinet in vitrine 18, bij de recente aanwinsten.

Deze blog is geschreven door conservator numismatische collecties Jan Pelsdonk op 25 november 2022.