Van je familie moet je ’t maar hebben — Teylers Museum

Van je familie moet je ’t maar hebben

Blog door conservator Jan Pelsdonk

In de collectie van Teylers Museum bevinden zich diverse penningen die oorspronkelijk in het bezit waren van de grondlegger van het museum, Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778). In veel gevallen is onbekend hoe hij ze verwierf. Een van de exemplaren dateert uit 1672 en gaat over het overlijden van Gerritje van Geleijn (Geleyn), dochter van de – net als Pieter Teyer doopsgezinde – Gerrit van Geleyn en Jannetje (Janneke) de Neufville.

Hoe de familiebanden precies liepen is nog niet bekend, maar er is geen rook zonder vuur: in de stamboom van Pieter Teyler komt de naam Van Geleyn eveneens enige keren voor. Bovendien was deze penning bij uitstek voor de intimi bestemd. Hoe nauw verweven de familie Van Geleyn met die van Teyler was blijkt duidelijk als ene Maria van Geleyn (1678-?) – gehuwd met haar neef Jo(h)an Teyler (1673-1702) – in 1728 de stamboom van de familie Teyler liet publiceren. Deze was breedsprakig getiteld: Stam-boom der Teylers; of Geslacht-Register Der Nakomelingen Van Thomas Teyler en Pryntje van de Kerkhoven. Beginnende met het Jaar 1562. en strekkende tot den Jaare 1728

Deze zilveren penning bestaat uit twee plaatjes zilver die vanaf de achterzijde zijn gedreven en vervolgens met een rand aan elkaar zijn gezet. De penning is dus hol. De maker is de Amsterdamse edelsmid en medailleur Wouter Muller (1604-1673). Op deze penning is een gravering aangebracht: Gerritje van Geleijn Obiit den 13 Octob. 1672. Het is nog onbekend in welk jaar Gerritje geboren was, maar gezien de tekst op de keerzijde was zij hooguit in haar tienerjaren, want zij is niet oud geworden:

Hoe groot een hoop van deugt

Verstant en schoone Zeden

Heeft hier de Doot Vertreden

In zulk een teere Jeugt.

Voor gedichten als deze werd vaak de hulp ingeroepen van professionele dichters. Het is onbewezen maar zeer goed mogelijk dat de mede-Amsterdammer en tijdgenoot Joost van den Vondel (1587-1679) de familie kende en er de hand in heeft gehad. Is dit werkelijk zo? En heeft Teyler deze penning geërfd? De tijd zal het leren...

Wouter Muller, overlijdenspenning van Gerritje van Geleyn. 1672, zilver, 63 x 51 mm

Jan Pelsdonk is sinds 2008 conservator van het numismatisch kabinet. Geschreven op 15 april 2020

Naschrift 19 augustus 2020

Een nazaat van de familie [via het echtpaar Magdalena Jacoba Teyler (1704-1789) en Jan de Bree (1709-1784)] doet genealogisch onderzoek en kon aanvullen dat de in 1678 geboren Maria van Geleijn (Geleyn) op 2 maart 1748 in Amsterdam overleed. Hij prees het vrij accurate werk dat Maria in 1728 publiceerde.

In de blog van 20 mei (Geld trouwt met geld; daar komen penningen van) ging ik in op een familieverband tussen opdrachtgevers, waarbij ook de Geleijns weer aan bod kwamen en de (verre) verwantschap met Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778) werd beschreven. Er blijkt een tweede familieband te bestaan, al even ver van Pieter Teyler verwijderd als de eerste. De nazaat schrijft dat de vader van Gerritje van Geleijn een broer was van Isaac van Geleijn (1631-1679) die gehuwd was met Maria Teyler (1650-1679), een zuster van Jacob Teyler (1643-1715). De oom van deze Jacob was de overgrootvader van Pieter Teyler.

De intrigerende vraag blijft hoe de overlijdenspenning van Gerritje van Geleijn uiteindelijk in de collectie van Pieter Teyler is beland. Via een erfenis? Overgenomen van een familielid? Waarschijnlijk onderhield Pieter Teyler vriendschappelijke banden met de Geleijns. Zo blijkt uit het Amsterdamse stadsarchief dat Pieter Teyler op 21 maart 1736 een bezoek bracht aan notaris Mattijs Maten de Jonge in Amsterdam. Bij die gelegenheid was tevens ene Jan van Geleijn aanwezig. Als ze bij elkaar over de vloer kwamen zal er gerust wel eens over penningen zijn gepraat; een ideale gelegenheid om een penning als deze ten geschenke te geven.